( 05/08/2010 – Hugo Notteboom )
In Jaarboek 58 (2007) schreef Paul Van de Woestijne een interessant en uitgebreid artikel over de Eeklose volksdichter Jef Casteleyn (p.295-340). We raden iedereen dit artikel aan…
In het Weekblad van Maldegem van 1910 troffen wij twee korte stukjes aan over deze Eeklose bard die het artikel van Paul met enkele details aanvullen…
maart 1910
Elken namiddag van iederen dag, rond twee ure, ontmoet men op de Kouter der stad Gent, een kloeken ouderling, lang van gestalte. Hij draagt een slappen hoed met brede randen, een versleten rosgeworden overjas, eene dito broek en een paar breede net gekuischte schoenen. Met zijn onafscheidbare wandelstok in de hand begeeft hij zich naar zijn studeervertrek, alias het postkantoor, rechtover ’t paleis van Justitie. Daar plaatst hij zich inde publieke zaal, aan eene der tafels en brengt zijne dichterlijke ontboezemingen op het papier.
Deze tachtigjarige ouderling is Jef Casteleyn, den baard (!) onzer stad, die zich thans in Gent bevindt. Zonderling genoeg, noch de jaren, noch de tegenslagen noch de bekommeringen van allen aard, hebben invloed uitgeoefend op onzen Jef Casteleyn van voor dertig jaren, toen zijne geboorteplaats, ons Eecloo, hem te eng was geworden en hij op zekeren goeden morgen in den hoofdstad van ons land aanlandde. Hij heeft al de illusies behouden van zijn vroegeren tijd, en heeft nog steeds den mond vol van zijne ‘letterkundige’ produkten.
“Hebt gij mijn treurspel gelezen: De Zeeldraaier of het weerspannige lijk?”, vraagt hij aan wie het hooren wil. ’t Is een drama in 8 bedrijven en 8 tafereelen. Telkens wanneer in dit stuk een man vermoordt wordt, en dat gebeurt dikwijls, roepen de omstanders: “Laten wij hem even gauw begraven, want liberalen en klerikalen zouden om zijn lijk kunnen vechten!”. En men steekt het lijk’in ’t gat van den souffleur. ’t Is langs daar dat het wederspannige lijk telkens wederkeert.
Onze Jef Casteleyn geeft ook talrijke oden en andere hoogdravende dichtstukken geschreven, waarin figuurlijke uitdrukkingen voorkomen, eenig in hun aard. Zijne Nieuwe Brabançonne o.a. bevat de volgende strofen:
La flotte Anglaise qui flotte dans la mer (bis)
Jette un coup d’oeil sur notre liberté.
Maar ’t is overbekend dat de minnaars der muze in ons gezegend landeken geene rentebrieven kunnen koopen, ook zal het niemand verwonderen dat onze Jef Casteleyn, ondanks zijn machtig talent, min of meer vernepen moet leven. Goede zielen, waaronder de Gravin van Vlaanderen, trekken hem gelukkig aan en met zijn pensioen van 65 frank is hij in staat een tamelijk rustigen ouden dag te slijten. Onze Jef Casteleyn, neemt overigens zijn toestand tamelijk heel licht op, zooals het een ware dichter betaamt.
“Ik leef voor de kunst”, zegt hij op filosofische wijze en dan doet hij nog een goeden trok aan zijn houten pijp.
mei 1810
Eenige weken geleden hebben wij over den bard onzer stad, beter gekend onder den naam van Jef Casteleyn, geschreven. Wij schreven onder andere dat men hem rond 2 uren alle Zondagen kon bemerken, met een platten ronde hoed met roste verschenen broek en overjas en geleund op zijnen onafscheidbaren vriend, een kloeke oude stok, over den Kouter der stad Gent stapte, de Zonnestraat en Veldstraat insloeg, en vervolgens naar de Koornmarkt ging, om in een eene openbare zaal eene redevoering uit te spreken. Ook hebben wij dan gemeld dat hij veel en dikwijls toegejuicht werd.
Thans hebben wij slechter nieuws aan onze lezers te melden, namelijk dat, gelijk ’t voorbeeld van andere poëten, den bard onzer stad in het gasthuis terechtgekomen is. Jef, die een zeer bewogen leven achter den rug heeft, is zijn 75e jaar in getreden en zijn avontuurlijk bestaan niet van dien aard zijnde om hem te bevrijden voor den tand des tijds, ligt hij thans op het ziekbed gekluisterd.
In de laatste jaren, toen zijn roem als zwansdichter ietwat verzwonden was, heeft onze Jef veel armoede geleden. Vroeger nochtans lachte de fortuin hem toe en wie herinnert zich niet den bijval te Brussel bekomen met Bazoef, opgevoerd in den Alhambraschouwburg en waarin Jef Casteleyn in eigen persoon een rol vervulde.
De man was er toe geraakt wijlen den Graaf van Vlaanderen in zijn lot belang te doen stellen. ’s Konings broeder kende den bard onzer stad een pensioen toe van twintig frank in de maand, eerder om een man uit den nood te helpen dan wel als ondersteuning van de letteren in de persoon van Jef Casteleyn.
Hopen wij dat onze Jef al ras zal genezen zijn en in staat zal zijn het gasthuis te Gent te mogen verlaten in eene betere gezondheidstoestand. Wij wenschen dat uit ganscher harte onze Jef toe.
De dichter overleed op 7 november 1912.